fbpx
Aandelen na overdracht minder waard

Wat te doen als aandelen na overdracht snel minder waard worden? 

Nadat een bedrijf de aandelen van een andere onderneming heeft overgenomen, worden deze snel minder waard. De koper voelt zich bedrogen; de rechtbank moet beoordelen of de aandelenoverdracht kan worden teruggedraaid.

Een holdingvennootschap houdt alle aandelen van een onderneming (BV) die zich bezighoudt met het assisteren van makelaars, onder meer op het gebied van fotografie. De holdingvennootschap verkoopt de aandelen. Korte tijd nadien daalt de omzet van de BV snel. Een groot deel van de klanten is naar de concurrent vertrokken. De koper wil vanwege de waardedaling van de aandelen de transactie vernietigen en stapt daarvoor naar de rechtbank Amsterdam.

Concurrent

Volgens de koper heeft de verkoper opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie verstrekt over de klantenportefeuille en omzet van de BV. Uit het due diligence-onderzoek bij de BV bleek dat een concurrent van de koper verantwoordelijk was voor 18,2% van de omzet van de BV. Na de transactie bleek dat dit 80% was. De makelaars, die diensten afnamen van zowel de BV als de concurrent, waren volgens de koper afhankelijk van die concurrent en kunnen niet worden gezien als zelfstandige en autonome klanten. Feitelijk had de BV maar één grote klant, namelijk die concurrent, betoogt de koper van de aandelen. Door toedoen van die concurrent zijn alle makelaars bij de BV vertrokken, waardoor de omzet kelderde. Hier is sprake van bedrog of dwaling. De koper wil de koopovereenkomst vernietigen en wat zij heeft betaald voor de aandelen moet worden terugbetaald. Maar daar gaat de rechtbank niet in mee.

Bedrog

Bedrog is aanwezig wanneer iemand een ander beweegt tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling door opzettelijk een onjuiste mededeling te doen of opzettelijk een feit te verzwijgen dat hij verplicht was mede te delen. In deze zaak blijkt niet dat de verkoper de koper willens en wetens heeft misleid over de afhankelijkheid tussen de klanten van de verkoper en de concurrent. Van bedrog is dus geen sprake.

Dwaling

Voor dwaling is opzet niet vereist, maar wel dat de koper een onjuiste voorstelling van zaken heeft gekregen door een verkeerde inlichting of een verzwijging door de verkoper. Ook dat is niet aan de orde: het is niet gebleken dat de makelaars, die diensten afnamen van zowel de verkoper als de concurrent, afhankelijk waren van die concurrent. Zij waren vrij in hun keuze voor een leverancier. Dat een deel van de makelaars ook klant was van de concurrent maakt nog niet dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen die makelaars en die concurrent.

Dat 80% van de makelaars is vertrokken kan ook hebben gelegen aan de gebrekkige dienstverlening door de koper na de transactie, zoals de verkoper heeft aangevoerd. Gelet hierop kan de rechtbank niet concluderen dat de verkoper een onjuiste mededeling heeft gedaan of haar mededelingsplicht heeft geschonden. Er is dan ook geen sprake van dwaling en dus ook niet van onrechtmatig handelen door de verkoper.

Beding

Daar komt nog iets bij, zoals de rechtbank ten overvloede overweegt. Beide partijen hebben in de koopovereenkomst onherroepelijk afstand gedaan van het recht om vernietiging (wegens dwaling of een andere grond) van de koopovereenkomst te vorderen. Een beding, dat dwaling uitsluit, is in beginsel geldig, tenzij een beroep daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Nu niet is gebleken van opzet aan de zijde van de verkoper, blijft het beding in stand.

Bron: Uitspraak Rechtbank Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBAMS:2023:7716 C/13/727951 / HA ZA 23-37 | 22-11-2023

Wilt u meer informatie over ondernemingsrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Henriëtte van Dijk-Verheij. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Ook interessant