fbpx
Whoa-akkoord mag niet tot gewijzigde verplichtingen van schuldeisers leiden

Whoa-akkoord mag niet tot gewijzigde verplichtingen van schuldeisers leiden 

De Wet homologatie onderhands akkoord (Whoa) biedt bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren de mogelijkheid om met een akkoord hun schulden te herstructureren. De Hoge Raad bepaalt in het volgende arrest dat een Whoa-akkoord niet mag leiden tot een wijziging van de verplichtingen van schuldeisers ten aanzien van het noodlijdende bedrijf.

Een Whoa-akkoord heeft als doel schuldeisers ertoe te bewegen afstand te doen van een deel van hun rechten. Een akkoord komt alleen tot stand als voldoende schuldeisers vóór het akkoord stemmen. De rechtbank moet het akkoord goedkeuren. Dit beschermt degenen die tegen het akkoord hebben gestemd tegen oneerlijke en onwettige afspraken. Als de rechtbank het akkoord goedkeurt (‘homologeert’), zijn ook de schuldeisers die tegen hebben gestemd gebonden aan het akkoord.

Aangepaste voorwaarden

Een bedrijf in de maritieme sector legt een akkoord ter goedkeuring voor aan de rechtbank Rotterdam. Dit akkoord verplicht financiers van deze onderneming in de toekomst de op grond van de bestaande financieringsovereenkomst toegezegde financiering te blijven verstrekken. Maar de voorwaarden waaronder zij dat zouden moeten doen, worden met het akkoord aangepast. De rechtbank keurt het akkoord goed. 

Cassatie in het belang der wet

Tegen een goedkeuring is volgens de Whoa geen hoger beroep of cassatieberoep mogelijk. In deze zaak is daar echter wel behoefte aan. In de vakliteratuur vraagt men zich af of het op basis van de Whoa wel mogelijk is om bestaande verplichtingen van schuldeisers te wijzigen. De tekst van deze wet noemt alleen de mogelijkheid tot het gedwongen veranderen van rechten van schuldeisers, niet van verplichtingen. Om een antwoord te krijgen op deze vraag heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad daarom een zogeheten vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam.

Uitgangspunten Whoa

In deze cassatiezaak oordeelt de Hoge Raad dat het op basis van de Whoa niet mogelijk is om financiers met een dwangakkoord te verplichten een nieuw krediet te verstrekken of een bestaand krediet na te komen met gewijzigde voorwaarden. De Hoge Raad baseert dat oordeel op de tekst van deze wet en de uitlatingen van de wetgever bij de totstandkoming ervan. Het opleggen van een verplichting tot het verschaffen van nieuw krediet of krediet op gewijzigde voorwaarden zou volgens de Hoge Raad ook niet goed passen bij de uitgangspunten van de Whoa. Eén daarvan is dat een schuldeiser door een akkoord niet in een slechtere positie mag worden gebracht dan waarin hij zou verkeren als de onderneming failliet verklaard zou worden.

Rangorde

In het arrest stelt de Hoge Raad verder dat met een Whoa-akkoord wel de rangorde kan worden gewijzigd van schuldeisers bij een latere verdeling van het vermogen van de schuldenaar. 

Geen gevolgen

Het arrest van de Hoge Raad heeft geen gevolgen voor de partijen in de zaak die diende bij de rechtbank Rotterdam. Het Whoa-akkoord dat deze rechtbank goedkeurde blijft van kracht. Het oordeel van de Hoge Raad biedt echter wel duidelijkheid voor toekomstige zaken.

Uitspraak Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2024:1533 | 24-10-2024

Wilt u meer informatie over overeenkomstenrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Arjen Douma. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Ook interessant