fbpx

Werkgever kan op voorhand aan aanzegverplichting voldoen

Een dag nadat haar arbeidscontract voor bepaalde tijd afliep hoort een werknemer dat deze niet wordt verlengd. Dat is volgens haar te laat en daarom eist zij een zogenoemde aanzegvergoeding. De kantonrechter wijst dit af.

Een vrouw treedt als kwaliteitsmanager in dienst bij een zorgaanbieder op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Een half jaar later wordt het arbeidscontract verlengd voor een jaar. Een dag nadat het contract is geëindigd, laat de werkgever de vrouw weten dat de arbeidsovereenkomst op die dag afloopt en niet wordt verlengd.

Transitie- en aanzegvergoeding

De vrouw stapt naar de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam. Ze eist onder meer een transitievergoeding (€ 1.768) en betaling van een aanzegvergoeding (€ 2.869). Daar heeft ze volgens de wet recht op, nu de werkgever haar niet uiterlijk één maand voor het einde van rechtswege heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, stelt zij. Ook wil ze dat de werkgever een wettelijke verhoging betaalt over het achterstallig loon, de achterstallige reiskosten en de eindafrekening.

Financiële problemen werkgever

De werkgever erkent dat de vrouw nog recht heeft op dat geld. Doordat het bedrijf al langere tijd met financiële problemen kampt, zijn er ook met andere werknemers betalingsconflicten ontstaan, zo licht de werkgever toe. Inmiddels zouden er beslagen onder alle bankrekeningen liggen en staat het bedrijf bijna op omvallen. Daarom vraagt de werkgever om matiging van de wettelijke verhoging.

Geen aanzegvergoeding

De vrouw heeft recht op de door haar geëiste transitievergoeding, zo beslist de kantonrechter. Ook de eis van betaling van het achterstallige loon, de achterstallige reiskosten en de eindafrekening worden toegewezen. Maar de aanzegvergoeding krijgt de vrouw niet. Een werkgever is inderdaad wettelijk verplicht om een werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Komt de werkgever die verplichting niet of niet geheel na, dan moet zij de werknemer een vergoeding betalen die gelijk is aan het loon voor één maand.

Hier staat vast dat de werkgever de vrouw bij brief van 3 december 2022 heeft laten weten dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt per 3 december 2022 en niet zal worden verlengd. Dat is dus niet uiterlijk een maand voordat het arbeidscontract van rechtswege eindigde. Nu de werkgever tegen de gevraagde aanzegvergoeding zelf geen verweer heeft gevoerd, beoordeelt de kantonrechter ambtshalve of de vrouw recht heeft op de aanzegvergoeding.

Op voorhand voldaan aan aanzegverplichting

De kantonrechter wijst erop dat uit vaste jurisprudentie volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen. In dit geval heeft de werkgever dit ook gedaan. In de arbeidsovereenkomst is namelijk opgenomen dat de werkgever de werknemer bij voorbaat aanzegt dat deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, nadat die is geëindigd van rechtswege, niet zal worden voortgezet. Hiermee wordt voldaan aan de aanzegverplichting die de werkgever op grond van de wet heeft. Ook staat er dat de werknemer door ondertekening van de arbeidsovereenkomst erkent dat de werkgever aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan. Hiermee heeft de werkgever zich volgens de kantonrechter op voorhand aan zijn aanzegverplichting gehouden. Het was voor de vrouw vanaf het begin van het tweede tijdelijke dienstverband duidelijk dat haar contract niet zou worden verlengd.

Wettelijke verhoging

Heeft de vrouw wel recht op de wettelijke verhoging? Die is bedoeld als prikkel voor werkgevers om het loon op tijd te betalen, aldus de kantonrechter. De verhoging moet worden betaald over de vakantiebijslag en de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen, maar niet over de reiskosten. Nu de werkgever het salaris niet tijdig heeft betaald, wijst de kantonrechter de wettelijke verhoging toe van 50% van het verschuldigde loon inclusief vakantietoeslag. Dat de werkgever aangeeft financieel in slecht weer te verkeren maakt dit niet anders, nu dit niet met documenten is onderbouwd.

Totaalbedrag

De werkgever moet € 7.228,67 (transitievergoeding en eindafrekening) aan de werknemer betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% van € 2.730,34. Daar komen bovenop € 1.549,46 aan achterstallig salaris, de wettelijke verhoging van € 774,73 netto en € 121,85 aan reiskosten, alles nog vermeerderd met de wettelijke rente.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem contact op met Frederike Werts of vul ons contactformulier in, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Uitspraak Rechtbank (Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2023:3801 | 14-05-2023)

Ook interessant