Aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden aangegaan door ex -echtgenoot
Geen mogelijkheid om met terugwerkende kracht een beslissing te krijgen voor opheffing van de aansprakelijkheid voor huishoudelijke schulden die zijn aangegaan door de ex-echtgenoot.
Partijen zijn in 2013 gehuwd. In 2023 wordt de echtscheiding tussen hen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking wordt pas een jaar later ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In de periode tussen de datum van de echtscheidingsbeschikking en de inschrijving zijn beide ex-partners nog aansprakelijk voor schulden die de ander aangaat, om de kosten van de gewone gang van de huishouding te voldoen. In een procedure bij de Rechtbank Rotterdam vraagt de vrouw in deze zaak haar aansprakelijkheid voor deze schulden, aangegaan door de man, op te heffen.
Lees hieronder verder
Internationale aspecten
Omdat deze zaak internationale aspecten bevat (de man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Israëlische nationaliteit), gaat de rechter eerst in op de vraag of de Nederlandse rechter op het verzoek van de vrouw mag beslissen en zo ja, welk recht daarop van toepassing is (het Nederlandse dan wel Israëlisch recht). De uitkomst is dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat Nederlands recht van toepassing is. In deze blog richt ik mij op de uitwerking van het Nederlandse recht in deze zaak. De uitspraak is voor wat betreft de rechtsmacht en het toepasselijk recht, zeker voor de professional, absoluut lezenswaardig.
Huishoudelijke schulden
De rechter kan op verzoek van een echtgenoot bepalen dat deze niet aansprakelijk zal zijn voor de, door de andere echtgenoot, in het vervolg aangegane huishoudelijke schulden. Er bestaat geen juridische grondslag voor het verzoek van de vrouw om terugwerkende kracht toe te kennen aan de beslissing tot opheffing van haar aansprakelijkheid voor door de man tijdens het huwelijk aangegane huishoudelijke schulden. Dit betekent dat het verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
Proceskosten
Normaal gesproken worden in familiezaken de proceskosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt. In dit geval wijkt de rechtbank daar vanaf. De reden is dat de echtscheidingsbeschikking, door toedoen van de vrouw, pas na een jaar is ingeschreven. De vrouw stelde hoger beroep in tegen de echtscheiding zelf. Door hoger beroep in te stellen tegen de echtscheiding, in plaats van mee te werken aan de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, heeft de vrouw de periode, waarin ze aansprakelijk is gebleven voor door de man aangegane huishoudelijke schulden, zelf gerekt. Het is dan niet redelijk om de gevolgen van die keuze af te wentelen op de man. De rechtbank ziet in deze proceshouding van de vrouw aanleiding haar te veroordelen in de proceskosten van de man (€ 1.548).
Uitspraak Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2024:6679 C/10/664233 / FA RK 23-6126 | 16-07-2024
Wilt u meer informatie over personen- en familierecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Annemarie Braun. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.