fbpx
huurwoning en echtscheiding

Huurwoning en echtscheiding; wie blijft er wonen?

Als een stel uit elkaar gaat, komt de vraag op wie van beiden in de huurwoning mag blijven. Geen van hen heeft het financieel duidelijk beter dan de ander. Ook is er geen ander doorslaggevend belang waardoor in een bodemprocedure te verwachten is dat het huurrecht aan een van hen zal worden toegekend. Dan kijkt de kantonrechter wie het langst het huis huurt.

Een vrouw met de Poolse nationaliteit tekent een huurovereenkomst voor de huur van een huis. Ongeveer acht maanden later trouwt zij met een Libanese man. Hij verhuist daarna naar Nederland en trekt bij haar in. Ruim zes jaar later gaat het stel uit elkaar. De echtscheiding wordt in Libanon uitgesproken, maar is nog niet in Nederland ingeschreven. Allebei wonen ze nog in het huis.

Huis verlaten

Bij de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant eist de vrouw dat haar ex-man wordt veroordeeld het huis te verlaten. Ook dient de man zijn persoonlijke spullen, de tv en de wasmachine mee te nemen, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag. Zij huurde de woning al voordat ze de man kende en met hem trouwde, stelt zij. Zij betaalde bovendien de inrichting. Nu heeft ze geen werk en de man wel. Hij kan dus best een ander huis betalen. De man wil echter in het huis blijven wonen totdat hij iets anders heeft gevonden. Hierbij heeft hij hulp nodig van de gemeente en de woningcorporatie.

Duur doorslaggevend

De vraag aan wie het huurrecht toekomt, zal in een bodemprocedure moeten worden beantwoord. In deze procedure (‘kort geding’) gaat het om de vraag of de vordering van de vrouw, vooruitlopend op die beslissing, toewijsbaar is. Volgens de kantonrechter staat voldoende vast dat de verhouding tussen het stel zo verstoord is geraakt dat een voorziening dringend is geboden.

Bij de beslissing weegt de kantonrechter zowel de belangen van financiële aard als immateriële of subjectieve belangen mee. Hier is niet gebleken dat de vrouw of man een zodanig doorslaggevend financieel belang bij toedeling heeft dat te verwachten is dat de bodemrechter op grond daarvan aan een van hen het huurrecht zal toekennen. Datzelfde geldt voor de immateriële of subjectieve factoren.

Dit betekent dat de duur van het huurderschap doorslaggevend is. De vrouw huurt het huis sinds 2014. Dat was al voordat zij de man leerde kennen en ook zo’n twee jaar voordat hij naar Nederland verhuisde en bij haar introk.

De kantonrechter bepaalt daarom dat de man de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis moet verlaten. Ook zijn persoonlijke spullen, de tv en wasmachine moet hij dan meenemen.

Dwangsom

Tegen de geëiste dwangsom heeft de man niet geprotesteerd. Die wordt daarom toegewezen. De man zal de vrouw dus een dwangsom moeten betalen van € 500 voor elke dag dat hij het huis niet vrijwillig verlaat. Maar dat bedrag zal naar redelijkheid en billijkheid wel worden beperkt tot een maximum van € 10.000.

Ter zitting heeft de man nog gezegd dat hij er geen behoefte aan heeft om de televisie en wasmachine mee te nemen. Besluit hij die en andere spullen in het huis achter te laten, dan hoeft hij geen dwangsom te betalen. Maar, benadrukt de kantonrechter, hij moet zich wel realiseren dat hij na het verlaten van het huis daar (vooralsnog) niet meer mag komen.

Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Annemarie Braun of vul ons contactformulier in, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Uitspraak kantonrechter (Bron: Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2023:3890 | 19-06-2023)

Ook interessant