Kinderen na vakantie niet terug naar vader in Algerije
Een moeder wil na afloop van hun vakantie in Nederland niet meewerken aan de terugkeer van haar twee minderjarige kinderen naar Algerije. De vader stapt naar de rechtbank, die teruggeleiding gelast. De vrouw gaat in hoger beroep, en met succes.
Een man en een vrouw hebben samen twee minderjarige kinderen, die allebei in Algerije zijn geboren. De vader heeft de Algerijnse en Franse nationaliteit, de moeder heeft – net als de kinderen – de Algerijnse en Nederlandse nationaliteit.
Teruggeleiding
Wanneer de moeder niet wil dat de kinderen na hun vakantie in Nederland teruggaan naar Algerije, dient de vader een teruggeleidingsverzoek in bij de Rechtbank Den Haag. De rechtbank draagt de moeder op de kinderen terug te brengen naar Algerije. Doet ze dat niet, dan moet zij de kinderen met de benodigde geldige reisdocumenten bij de vader brengen, zodat hij ze zelf mee terug kan nemen. De moeder stapt daarop naar het Gerechtshof Den Haag.
Ongeoorloofde overbrenging of vasthouding
Algerije is geen partij bij het ‘Haags Verdrag inzake de burgerlijke aspecten van internationale ontvoering van minderjarigen’. Om die reden kan dat verdrag niet rechtstreeks worden toegepast op de inhoudelijke beoordeling van het verzoek van de vader. Dit neemt niet weg dat het hof dit verdrag hier als ‘punt van oriëntatie’ neemt.
Volgens dit verdrag is sprake van een ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde vasthouding wanneer de overbrenging of het niet doen terugkeren van het kind gebeurt in strijd met het gezagsrecht volgens het recht van de staat waarin het kind onmiddellijk voor zijn overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had. En dit recht moet alleen of gezamenlijk worden uitgeoefend op het tijdstip van het overbrengen of niet doen terugkeren of zou zijn uitgeoefend als zo’n gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Dit ‘gezagsrecht’ omvat het recht dat ziet op de zorg voor het kind, in het bijzonder het recht over zijn verblijfplaats te beslissen – zo is ook in het verdrag bepaald.
Geen toestemming
Het staat vast dat de kinderen onmiddellijk voor hun overbrenging naar Nederland hun gewone verblijfplaats in Algerije hadden en dat de vader ermee instemde dat de moeder met hen op vakantie in Nederland ging. Ook staat vast dat de moeder toestemming van de vader nodig had voor een langer verblijf in Nederland na afloop van de vakantie, en dat de vader die toestemming niet heeft gegeven. Er is daarom sprake van een ongeoorloofde vasthouding in Nederland, zoals bedoeld in het verdrag, toen de vakantie voorbij was.
Onmiddellijke terugkeer
Daarnaast is nog geen jaar verstreken tussen de achterhouding van de kinderen en het moment waarop de vader zijn verzoek om teruggeleiding indiende. Daarom moet het hof in beginsel de onmiddellijke terugkeer naar Algerije gelasten. Dit is alleen anders als sprake is van één of meer in het verdrag genoemde weigeringsgronden. Volgens het verdrag kan de rechter namelijk weigeren de terugkeer van een kind te gelasten. Dat kan als hij vaststelt dat dit kind zich daartegen verzet en een leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden. Weigeren mag de rechter ook. Als degene die zich verzet aantoont dat er een ernstig risico is dat het kind door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, of op een andere manier in een ondraaglijke toestand wordt gebracht. Een beroep daarop kan wel slechts in uitzonderlijke situaties worden toegewezen.
Mate van rijpheid
Het hof stelt eerst vast of deze twee kinderen een leeftijd en mate van rijpheid hebben bereikt die rechtvaardigt dat met hun mening rekening wordt gehouden. Bij de oudste van de twee (11 jaar) is dat het geval, constateert het hof, dat ook voorafgaand aan de zitting afzonderlijk met de kinderen heeft gesproken. Aan dat gesprek nam ook de bijzondere curator deel, via een videoverbinding, en zij was ook op de zitting zelf aanwezig. Dit oudste kind heeft duidelijk haar mening naar voren gebracht. Zij kan haar gedachten en gevoelens goed, helder en nadrukkelijk onder woorden brengen en is consistent in haar mening niet terug te willen naar Algerije, zo constateert het hof. Verder volgt uit het verslag van de bijzondere curator bij de rechtbank dat zij de gevolgen van een verblijf in Algerije of Nederland kan overzien.
Het andere kind (8 jaar) heeft deze leeftijd en mate van rijpheid volgens het hof nog niet bereikt. Hij kan zich verbaal minder goed uitdrukken, waarbij een rol speelt dat hij nog niet zo goed Nederlands spreekt. Ook kan hij de situatie en de gevolgen van een verblijf in Nederland of Algerije niet goed overzien.
Verzet
Vervolgens komt het hof toe aan de vraag of sprake is van ‘verzet’ in de zin van het verdrag. Uitgangspunt daarbij is dat het kind ernstige bezwaren heeft tegen terugkeer. De dochter heeft duidelijk verklaard wat zij niet leuk vond aan het leven in Algerije. Daar werd zij regelmatig geslagen, op school en door de vader, en hier heeft ze nog steeds veel last van. Het alledaagse leven in Algerije heeft zij als erg beperkend en beklemmend ervaren. Een mogelijke terugkeer roept daarom heftige emoties bij haar op, zo constateerde het hof al tijdens het gesprek met haar. Het meisje ervaart veel stress en wordt in Nederland behandeld voor hyperventilatieklachten. Het hof concludeert dat het meisje ernstige bezwaren heeft tegen terugkeer. Het beroep op de in het verdrag genoemde weigeringsgrond slaagt dan ook.
Ongeoorloofde inbreuk
Bij het jongste kind kan het hof vanwege zijn leeftijd geen rekening houden met zijn mening. Dit zou ertoe kunnen leiden dat hij als enige kind teruggaat naar Algerije. Dan zou hij worden gescheiden van zijn zus, met wie hij altijd heeft samengewoond. Daarmee zou hij in een ondragelijke toestand belanden zoals bedoeld in het verdrag. In zo’n scheiding zou een ongeoorloofde inbreuk betekenen in het gezinsleven van de twee kinderen. Gelet daarop doet zich ook hier volgens het hof een weigeringsgrond voor. Het hoger beroep van de moeder slaagt dan ook. Anders dan de rechtbank wijst het hof de teruggeleiding van de twee kinderen naar Algerije af.
Bron: Uitspraak Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2023:2066 | 26-10-2023
Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Augusta van Haga. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.