fbpx

Hebben grootouders altijd recht op omgang met kleinkinderen?

Grootouders kunnen niet altijd een omgangsregeling met kleinkinderen afdwingen via de rechter. Omgang moet in het belang van de kinderen zijn.

Een echtpaar heeft twee minderjarige kinderen. Na hun scheiding is de moeder overleden, alleen de vader oefent het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen hebben onder toezicht gestaan. Op basis van een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing hebben ze enkele maanden bij hun grootouders gewoond. Daarna zijn ze weer bij de vader en zijn nieuwe echtgenote gaan wonen. Stichting Jeugdbescherming (de GI) vraagt de kinderrechter een omgangsregeling vast te stellen tussen de kinderen en de grootouders. De rechter in eerste aanleg beslist hiertoe. Vader wil deze regeling niet en komt in hoger beroep.

Omgang met kleinkinderen afdwingen

Voor grootouders bestaat er een mogelijkheid om via de rechter omgang met de kleinkinderen af te dwingen. Hieraan is wel een aantal voorwaarden gesteld. Grootouders moeten aantonen dat zij meer zorgtaken hebben gehad dan binnen een normale grootouder-kleinkindsituatie gebruikelijk is. Er moet sprake zijn van family life. Denk hierbij aan vaste zorgdagen, het tijdelijk opvangen van kinderen tijdens ziekte of andere feiten en omstandigheden die aantonen dat de grootouders meer betrokken zijn bij de opvoeding dan grootouders normaliter zijn. Indien de rechter oordeelt dat sprake is van family life, dan zal de rechter grootouders ontvankelijk verklaren. De vervolgstap is dat de rechter beoordeelt of een omgangsregeling in het belang van de kinderen is.

Family life

De vader vindt in deze kwestie dat er tussen kinderen en grootouders geen family life bestaat en dat de grootouders het verzoek niet hadden mogen doen. De kinderrechter ziet dat anders. De kinderen woonden enkele maanden bij de grootouders toen hun moeder ziek was en overleed. Ook toen zij nog leefden kwamen de kinderen vaak bij hun grootouders, ook om bij hen te logeren. Volgens de kinderrechter vervulden zij een substantiële rol in het leven van hun kleinkinderen. De rechter oordeelt dat sprake is van family life en dus van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en de kinderen. In zo’n geval is een onderzoek naar de mogelijkheden van een omgangsregeling gerechtvaardigd. De rechter heeft vervolgens onderzocht of een omgangsregeling in het belang van de kinderen is.

Contact verbroken

Met de komst van de nieuwe partner van de vader is het contact tussen de kinderen en hun grootouders abrupt verbroken. Op dit moment is er geen omgang meer, behalve (tweewekelijks) telefonisch contact. De kinderen lijken dat genoeg te vinden. Ze willen geen vaste omgangsregeling, maar zelf het contact opzoeken wanneer zij daar aan toe zijn. De grootouders kunnen niet overweg met de nieuwe echtgenote van vader. Vader en zijn partner ondersteunen de omgang tussen de grootouders en de kinderen niet.

Ontzeggingsgronden

Het recht op omgang kan slechts worden ontzegd als het nodig is in het belang van het kind. Denk hierbij aan ongeschikte grootouders, of wanneer het kind ernstige bezwaren heeft of het belang van de kinderen geschaad wordt. In deze zaak oordeelde het Hof dat sprake is van een ontzeggingsgrond. Het is in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen om een omgangsregeling tussen hen en de grootouders vast te stellen, vanwege de zeer verstoorde verhouding tussen ouders en grootouders en de traumatische ervaringen van de kinderen in de jaren daarvoor. De rechter doelt hierbij op het overlijden van moeder, maar ook op de hevige strijd die ouders met elkaar hadden na het verbreken van hun relatie. Ook speelt een rol dat het contact tussen kinderen en grootouders verbroken is en dat de kinderen de spanningen ervaren tussen ouders en grootouders.

Geen omgang, geen curator

Nu er geen omgangsregeling komt, willen de grootouders dat het hof een bijzondere curator benoemt om de belangen van de kinderen te laten vertegenwoordigen, zodat zij vrij en onbelemmerd kunnen aangeven hoe ze met hun opa’s en oma’s willen omgaan. De vader wil dit niet. De rechter kan een bijzondere curator benoemen over een minderjarige als er een wezenlijk conflict bestaat tussen de minderjarige en degene die als wettelijk vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast. Benoeming kan alleen als dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is en dat is hier niet het geval. De kinderen hebben al lang te maken met allerlei instanties, zij hebben genoeg voor hun kiezen gehad en zijn gebaat bij rust en stabiliteit. Er wordt geen bijzondere curator benoemd.

Wilt u meer informatie over dit onderwerp of heeft u een andere vraag? Neem contact op met Hilde Dreesmann-Bruijntjes of vul ons contactformulier in, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2023:2327 200.311.625/01 | 15-03-2023)

Ook interessant