Ook ongeboren kind kan onder toezicht worden gesteld
Ook een ongeboren kind kan onder toezicht worden gesteld. En al tijdens de zwangerschap kan worden bepaald dat het kind direct na de geboorte uit huis wordt geplaatst.
Als een vrouw in verwachting is, vraagt de Raad voor de Kinderbescherming de rechtbank om het nog ongeboren kind onder toezicht te stellen van Bureau Jeugdzorg en het direct na de geboorte in een pleeggezin te plaatsen. Het kind zal, aldus de Raad, terechtkomen in een zeer kwetsbare situatie, omdat de moeder en de vader serieuze psychische problemen hebben en onvoldoende garantie kunnen bieden voor een veilige, stabiele en voorspelbare opvoedsituatie. De ouders hebben behandeling nodig voor trauma’s, angsten en emotieregulatie. De rechtbank wijst de verzoeken toe. Tegen dat oordeel gaan de ouders in hoger beroep bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Vóór de geboorte
Een rechter kan een kind onder toezicht stellen (van een ‘gecertificeerde instelling’, zoals Bureau Jeugdzorg), wanneer het zo opgroeit dat het in de ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Daarbij moet ook gelden dat de ouders onvoldoende hulp en zorg accepteren en niet kunnen instaan voor de verzorging en opvoeding van hun kind.
Een ondertoezichtstelling kan ook voorafgaand aan de geboorte worden bepaald. Een kind waarvan de moeder zwanger is, wordt op grond van de wet als ‘geboren’ aangemerkt, als dit in het belang van dat kind is. Dat is hier aan de orde: nu de veiligheid van het kind in het geding is, moet de rechter ter bescherming maatregelen kunnen opleggen. Die maatregelen kunnen betrekking hebben op een gecontroleerde zwangerschap en begeleiding tijdens en na de bevalling. In zo’n geval kan de rechter de gecertificeerde instelling, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op verzoek van de Raad machtigen om een kind gedurende de dag en nacht uit huis te plaatsen. Dit moet dan noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van het kind of voor onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Bedreiging
Toen de rechtbank over deze zaak oordeelde, was voldaan aan deze wettelijke vereisten, stelt het gerechtshof. De psychische problematiek van en tussen de ouders vormde een bedreiging voor de fysieke en geestelijke veiligheid van het toen nog ongeboren kind. Daardoor was een ondertoezichtstelling in combinatie met een machtiging tot uithuisplaatsing op dat moment noodzakelijk.
Gefaseerde thuisplaatsing
Als het gerechtshof de zaak behandelt, is het kind één maand oud en volledig afhankelijk van zijn dagelijkse verzorgers, de pleegouders. Omdat de ouders meewerken aan de hulp, vooruitgang boeken en tijdens contactmomenten verantwoord met het kind omgaan, is het hof van oordeel dat moet worden toegewerkt naar een gefaseerde thuisplaatsing van het kind, met intensieve thuisbegeleiding. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en verleent een machtiging uithuisplaatsing voor een kortere termijn waarbinnen dus gefaseerd toegewerkt dient te worden naar thuisplaatsing.
Bron: Uitspraak Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2023:3336 200.331.405_01 | 11-10-2023.
Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Annemarie Braun. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.