fbpx
Terugplaatsing kind na uithuisplaatsing verloopt lang niet altijd soepel

Terugplaatsing kind na uithuisplaatsing verloopt lang niet altijd soepel

Een gedwongen uithuisplaatsing is een beslissing die diep ingrijpt in het leven van kinderen en hun ouders. De Universiteit Leiden onderzocht de situatie in gezinnen ten tijde van uithuisplaatsing, hoe uithuisplaatsingen verlopen en hoeveel kinderen weer worden teruggeplaatst.

Als een kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en vrijwillige hulpverlening onvoldoende is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, kan de rechter een kind onder toezicht stellen (OTS). In dat geval wordt een jeugdbeschermer aangesteld, die aanwijzigingen geeft in het kader van de opvoeding en verzorging van het kind. Indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding van het kind of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is, kan de rechter ook beslissen dat het kind uit huis geplaatst moet worden.

Gezinstherapie

Uit het onderzoek van de Universiteit Leiden blijkt dat er in gezinnen vaak al het nodige vooraf is gegaan voordat een kind uit huis wordt geplaatst. In 89 procent van de gevallen kregen gezinnen hulp, bijvoorbeeld intensieve thuishulp of gezinstherapie. In 37 procent was een kind al eerder uit huis geplaatst. Bij 58 procent van de gevallen ging het om een vrijwillige uithuisplaatsing; 23 procent had eerder een gedwongen uithuisplaatsing meegemaakt.

Spoedprocedure

Opmerkelijk is dat in 43 procent van alle dossiers de uithuisplaatsing is gestart via een spoedprocedure: een crisismaatregel waarbij minderjarigen direct worden meegenomen – het horen van ouders is dan niet meer aan de orde, er is al te veel aan voorafgegaan. Twee derde van de kinderen komt in een pleeggezin terecht, iets meer dan een kwart (27 procent) wordt in een instelling of crisisgroep geplaatst. Kinderen worden daarbij regelmatig overgeplaatst: dit overkwam 42 procent van hen.

Terugplaatsingen

Van de kinderen die in 2018 uit huis zijn geplaatst, is 39 procent binnen de periode van het dossieronderzoek (tot eind 2023) teruggeplaatst bij de ouder(s). Het onderzoek (456 dossiers van gedwongen uithuisplaatsingen in 2018) laat zien dat er een kleinere kans op terugplaatsing is als er géén hulp was ingezet voor de ouder(s) of het gezin, als een kind vaker was overgeplaatst en als er problemen bij de ouders waren, zoals trauma’s in hun eigen jeugd of een verstandelijke beperking. Een op de vier teruggeplaatste kinderen werd binnen een paar jaar opnieuw uit huis geplaatst; ze willen meer nazorg.

Meer hulp

De onderzoekers adviseren dat ouders tijdens een uithuisplaatsing hulp moeten krijgen, waarmee ze opvoedcapaciteiten kunnen versterken of jeugdtrauma’s kunnen verwerken. Ook moet er meer hulp komen na een terugplaatsing om een nieuwe uithuisplaatsing te voorkomen. Ouders én jongeren zouden bij het proces van terugplaatsing moeten worden betrokken. Verder zou het recht op omgang tussen ouder en kind tijdens een uithuisplaatsing in de wet moeten worden vastgelegd.

Onderzoek Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing  | publicatie | 10-02-2025

Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Annemarie Braun. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Ook interessant