Verbod om partner in zorginstelling te bezoeken niet altijd in strijd met ‘family life’
Een dementerende vrouw op leeftijd wordt opgenomen in een instelling voor ouderenzorg. Haar partner wil haar bezoeken, maar de instelling staat dat niet toe: de vrouw reageert slecht op contact met hem. Is een bezoekverbod in strijd met het recht op family life?
Een vrouw van 82, die lijdt aan toenemende dementie, wordt opgenomen in een zorginstelling. Haar zoon is bij notariële akte gemachtigd als haar vertegenwoordiger om beslissingen te nemen op het gebied van zorg en financiën. Sinds 2000 tot de opname woonde de vrouw samen met haar (nieuwe) partner. In de periode voor de opname was er veel wrijving tussen hen en dit escaleerde op enig moment (huiselijk geweld). Aan de partner is een huisverbod opgelegd.
Onrust
De zorginstelling besluit dat de partner de vrouw alleen op afspraak, onder begeleiding en onder voorwaarden mag bezoeken. Later krijgt hij te horen dat hij helemaal niet meer bij haar mag langsgaan, vanwege de gebeurtenissen thuis en ook omdat hij niet de wettelijke vertegenwoordiger is. Dit is ook in het belang van de vrouw – eerdere bezoeken zorgden bij haar voor veel onrust. Ook de zoon wil niet meer dat de man nog langskomt. De partner wil echter vrijelijk contact met de vrouw, op z’n minst wekelijks, en hij stapt daarvoor naar de voorzieningenrechter (Oost-Brabant). Hij vindt dat de zorginstelling met het bezoekverbod onrechtmatig handelt: het is in strijd met het fundamentele recht op family life van zowel de vrouw als van hemzelf.
Family life
Volgens de zorginstelling komt de man geen recht toe op family life, omdat hij en de vrouw niet getrouwd zijn en ook geen samenlevingscontract hebben gesloten. Maar volgens de rechter kan het recht op family life – zoals bedoeld in het Europese mensenrechtenverdrag – ook toekomen aan mensen die (gedurende enige tijd) samenwonen. Verder betoogt de zorginstelling dat de man en vrouw geen affectieve relatie hadden: de man woonde als huurder in haar huis. Nu hij geen huur betaalde en zij min of meer een gemeenschappelijke huishouding voerden, ziet de rechter hen toch als (voormalige) partners. Er kan worden aangenomen dat sprake is (of was) van family life.
Bezoekrecht
Wordt hierop een inbreuk gemaakt, dan levert dat in beginsel een onrechtmatige daad op, tenzij daarvoor een rechtvaardigingsgrond is. Dan moet de ernst van de inbreuk op het recht op family life worden afgewogen tegen het belang dat met het bezoekverbod wordt gediend. Maar ook zonder dat een recht op family life wordt aangenomen, kan het bezoekverbod onrechtmatig zijn, vindt de voorzieningenrechter: een partner van iemand die in een instelling voor ouderenzorg is opgenomen, heeft in beginsel het recht om die persoon te bezoeken.
Contactverbod
De zorginstelling wil met de bezoekverbod het welzijn van de vrouw nastreven, wat een legitiem doel is. De vrouw zelf vraagt nooit meer naar de man en lijkt hem niet te missen. Het behandelteam constateert dat de vrouw zich na eerdere bezoekjes slecht voelde. Volgens de voorzieningenrechter is het in haar belang dat zij geen bezoek meer van de man krijgt of contact met hem heeft. Aan dat belang dient meer gewicht te worden toegekend dan aan het belang (of het recht) van de partner om de vrouw te bezoeken. Het bezoekverbod is niet onrechtmatig.
Uitspraak Rechtbank Oost-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOBR:2023:3203 | 26-07-2023
Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Augusta van Haga. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op. En tot slot verwijzen wij graag naar onze FAQ-pagina waar u de antwoorden op veelgestelde vragen kunt lezen.