Studiefinanciering en stagevergoeding leiden tot lagere kinderalimentatie
Een vader vraagt de rechtbank om de kinderalimentatie voor zijn jongmeerderjarige dochter op nihil te stellen. Dat gaat volgens de rechtbank Den Haag in haar situatie te ver. Wel houdt de rechtbank rekening met de studiefinanciering en stagevergoeding die het kind krijgt.
Een gescheiden stel heeft twee kinderen. De vader betaalt de moeder € 214 per kind per maand, op basis van een beschikking van vier jaar geleden. Hij vraagt de rechtbank om de kinderalimentatie voor zijn oudste dochter op nul te stellen, omdat de moeder inmiddels een hoger inkomen heeft en deze jongmeerderjarige studiefinanciering en een stagevergoeding krijgt. Voor het andere kind wil de vader dat de kinderalimentatie wordt verlaagd.
Lees hieronder verder
Gewijzigde omstandigheden
Volgens de wet kan de rechtbank de alimentatie opnieuw berekenen als de omstandigheden zijn gewijzigd. Daar is hier volgens de rechtbank sprake van. De moeder verdient inmiddels meer dan dat zij deed toen de alimentatie werd vastgesteld. Dit is voldoende reden om de kinderalimentatie aan te passen.
Behoefte
Om de hoogte van de kinderalimentatie van de oudste dochter vast te stellen kijkt de rechtbank eerst naar het bedrag dat zij nodig heeft om de kosten van haar levensonderhoud te kunnen dragen, de ‘behoefte’ genoemd. Bij jongmeerderjarigen en studenten wordt daarbij ook gekeken naar de normbedragen uit de Wet op de Studiefinanciering 2000. Deze dochter krijgt studiefinanciering in de vorm van een basisbeurs en een aanvullende beurs. Deze bedragen moeten op haar behoefte in mindering worden gebracht, oordeelt de rechtbank. Dat geldt ook voor de vergoeding die zij krijgt voor haar stage, nu zij daarmee een deel van haar kosten zelf kan betalen. De behoefte van deze dochter wordt vastgesteld op € 323. Bij het andere kind wordt de hoogte vastgesteld op basis van de behoefte van vier jaar geleden, gecorrigeerd voor inflatie, en komt de rechtbank uit op € 435 per maand.
Verdeling
De moeder heeft inmiddels een hoger inkomen, maar de ouders hebben desalniettemin nog onvoldoende draagkracht om in de behoefte van hun beide kinderen te voorzien. De ouders hebben samen een draagkracht van € 656 per maand. De totale kosten van de kinderen zijn € 758 per maand. Zij hebben dus niet genoeg draagkracht om aan hun onderhoudsverplichtingen te voldoen. In een dergelijk geval moet het beschikbare bedrag dan over de kinderen worden verdeeld. In beginsel gelijkelijk, maar bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven tot een andere verdeling. Hier ziet de rechtbank aanleiding voor een andere verdeling. Er is namelijk een groot verschil in de behoefte van de kinderen. Daarom verdeelt de rechtbank de draagkracht van de vader naar rato van de behoefte van de kinderen.
Dit resulteert in een door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen kinderalimentatie van € 195 per maand met ingang van 8 september 2023 en € 207 per maand met ingang van januari 2024. En een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor de minderjarige van € 263 per maand met ingang van november 2023 en € 279 per maand met ingang van januari 2024.
Bron: Uitspraak Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | FA RK 23-6572 | 21-03-2024
Wilt u meer informatie over familie- en jeugdrecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Annemarie Braun. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.