fbpx
Echtpaar hoofdelijke aansprakelijk

Voor ‘gewone gang’-uitgaven zijn beide echtgenoten hoofdelijk aansprakelijk

Een echtpaar gaat geldleningen aan, maar onduidelijk is of het geld is bedoeld voor de ‘gewone gang’ van de huishouding (in dat geval zijn beiden aansprakelijk voor de terugbetaling) of voor bedrijfsactiviteiten. De Hoge Raad maakt helder hoe het zit met de verjaringstermijn: die is veel korter dan de schuldeiser dacht.

Een echtpaar is in 1985 buiten gemeenschap van goederen getrouwd, en heeft in de jaren daarna voor € 50.764 geld geleend van een particulier. In de handgeschreven schuldbekentenissen wordt de man vermeld als degene die leent, maar de bedragen zijn overgemaakt op het rekeningnummer van de vrouw. Het echtpaar lost ongeveer de helft af. Als de rest niet wordt betaald, stapt de schuldeiser naar de rechtbank. Deze stelt dat alleen de man aansprakelijk is voor de leningen. In hoger beroep veroordeelt het gerechtshof beide echtgenoten (hoofdelijk) tot terugbetaling van de leningen. Daar is het echtpaar het niet mee eens, en gaat in cassatieberoep.

Gewone gang-uitgaven

In het Burgerlijk Wetboek is de (hoofdelijke) aansprakelijkheid geregeld voor schulden, die een echtpaar aangaat voor de ‘gewone gang’ van de huishouding. Voor de ‘normale’ – zeg maar: dagelijkse – spullen die de een koopt, kan ook de ander worden aangesproken. In deze zaak is het onduidelijk met welk doel de leningen zijn aangegaan: voor de gewone gang of voor de bedrijven die de man en de vrouw exploiteerden.

Wat is hier bepalend: met welk doel de leningen zijn aangegaan of hoe het geld uiteindelijk is besteed? Het gaat erom wat de schuldeiser – die met de man handelde – in redelijkheid mocht aannemen. In deze zaak is de schuldeiser verteld dat het doel van de leningen de gewone gang van de huishouding betrof. Dan moet ook worden aangenomen dat het geleende geld aan de gewone gang van de huishouding is besteed. Gevolg is dat ook de vrouw aansprakelijk is voor de terugbetaling, aldus de Hoge Raad.

Verjaring

Maar de leningen zijn jaren geleden aangegaan, zijn ze niet verjaard? Een rechtsvordering verjaart door verloop van twintig jaar. Echter, een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaart vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Dit geldt binnen het vermogensrecht, maar – zo stelt de Hoge Raad – de wetgever rekent het huwelijksvermogensrecht niet tot het vermogensrecht. Geldt de vijfjaarsregel dan toch?

Hoofdelijk aansprakelijk

Ja, oordeelt de Hoge Raad. Voor de man geldt een verjaringstermijn van vijf jaar. Waarom zou voor de niet-handelende echtgenoot (de vrouw) een langere verjaringstermijn gelden dan die van de handelende echtgenoot (de man)? Het is denkbaar dat de schuldeiser een verhaalsprobleem heeft, maar daaraan is al voldoende tegemoetgekomen met de hoofdelijke aansprakelijkheid van de niet-handelende echtgenoot. De schuldeiser had binnen vijf jaar zijn geld moeten terughalen bij de man of bij de vrouw. Nu is hij te laat.

Bron: Uitspraak Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2024:1027 | 04-07-2024

Wilt u meer informatie over familierecht of heeft u een vraag over het onderwerp van dit artikel, neemt u dan contact op met Francesco van der Linden. Ook kunt u ons contactformulier invullen, dan nemen wij zo spoedig mogelijk contact met u op.

Ook interessant